Opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel

Gepubliceerd in A&MR 2016 Nr. 10 – 495, jaargang 7
Asiel- en migrantenrecht is een uitgave van Vluchtelingenwerk Nederland en de sticting Migratierecht Nederland.

Opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel
Meer rust en samenwerking is noodzakelijk

Hoe worden minderjarige mogelijke slachtoffers van mensenhandel in Nederland opgevangen? Het laatste jaar wordt er nogal wat kritiek geformuleerd. Philip E. Veerman over de opvang en de kritiek, en over maatregelen die de opvang zouden kunnen verbeteren. Jongeren zullen meer en betrouwbaardere informatie over mensenhandel loslaten als ze in rustiger procedures meer vertrouwen krijgen in mentoren, voogden, advocaten en politiemedewerkers is zijn stelling.

De problematiek van minderjarige slachtoffers van mensenhandel is actueler dan ooit.
Jaarlijks worden gemiddeld 150 minderjarige slacht­ offers van mensenhandel opgevangen in de zogenoemde Beschermde Opva ng (BO). Desalniettemin is het risico dat minderjari gen in handen vallen van mensenhandelaren de laatste tijd, met de grotere aantallen migranten, enorm toegenomen.
De inspecties Jeugdzorg en Veiligheid en Justitie stelden januari j.l. (3) vast dat de BO-medewerkers weliswaar acuut onveilige situaties bestreden voor de jongeren die in de BO waren opgenomen, maar onvoldoende zicht hielden op hun veiligheid. De inspecties vonden het zorgelijk dat bepaalde groepen jongeren uit de BO verdwenen.(4)

In andere rapporten (5) werd al gewezen op de moeilijke be­wijsproblemat iek in straf- en vreemdelingenzaken en op de complexe juridische procedures. Aangiften van kinderen tegen de mensenhandelaren bevatten vaak onvoldoende aanknopingspunten voor strafvervolging. Maar ook voor een beslissing op een aanvraag om een verblijfsvergunning en daarom adviseren de advocaten deze jongeren nu door­ gaans te kiezen voor de asielprocedure in plaats van speciale procedures voor slachtoffers van mensenhandel,(6) hetgeen ertoe bijdraagt dat de mensenhandelaren veelal buiten schot blijven.
Kunnen de procedures niet meer in elkaar gevlochten wor­den? Staatssecretaris Dijkhoff van Veiligheid en Justitie erkende dat de alleenstaande minderjarige slachtoffers van mensen handel vaak meermalen worden geïnterviewd, zowel door politie functiona rissen en de IND als door jeugdbescher­mers.(7) Hij wil onderzoeken hoe het verhaal van de jongere meer centraal kan staan en hoe het aantal gesprekken kan worden beperkt. Enkele maanden later, op 7 maart j l., meld­de hij, iets concreter, dat er ‘momenteel wordt gewerkt aan een herziene werkwijze die gericht is op een multidiscipli­naire risicoanalyse van de kwetsbaarheden van de jongeren in de beschermde opvang’. (8)

De keuze voor de asielprocedure in plaats van de speciale procedures voor slacht1Je rs van mensenhandel, draagt er toe bij dat mensenhandelaren veelal buiten schot blijven.

1. Veilige plek – en kritiek
De Beschermde Opvang begon in 2008.(9) Tot dat jaar verdwe­nen vooral Nigeriaanse meisjes uit Nederlandse asielzoekerscentra. Onder meer door het omvangrijke opsporingsonder­zoek ‘Koolvis’ werd duidelijk dat de meesten van hen in de prostitutie belandden.(10) Nederlandse autoriteiten realiseerden zich dat Nederland niet alleen doorvoerplek voor andere landen was, maar dat sommige minderjarigen ook hier in de prostitutie terecht kwamen. Het besef brak door dat mensen­ handel in minderjarigen alleen te bestrijden zou zijn door intensieve samenwerking en bij het bestaan van een opvang­ plek voor de opvang van (potentiële) minderjarige slachtoffers. In 2008 verdween er slechts één minderjarige, tegenover 20 verdwijningen in 2006 en 2007,(11) een succes dus.

Sinds 2008 werd de populatie van de BO gemêleerder, het­ geen nieuwe eisen aan de begeleiding stelt. Jongens en meis­jes worden apart opgevangen, evenals meisjes die zwanger zijn of reeds bevallen zijn van een baby. (12)
De BO is niet gesloten, (13 )maar ‘beschermd en besloten’.(14) De bedoeling is dat niemand zomaar de BO binnenkomt. Onge­veer éénderde van de populatie krijgt daarnaast een ambu­lante (trauma)behandeling.(15)

Het idee van de BO is het bieden van een veilige plek waar de minderjarige tot rust kan komen en waar de mensenhande­laar op hem of haar geen greep heeft. De mentoren in de BO moeten nagaan of de kinderen (nog) onder druk staan van een mensenhandelaar. Dit is niet eenvoudig, ook omdat de jongeren het Nederlands vaak nog niet machtig zijn.
De jongeren gaan naar een speciale school, waar men alert kan zijn op toenaderingspogingen van mensenhandelaren, en er komen geen foto’s van de leerlingen op internet. (16) Jon­geren reizen niet zelfstandig naar school maar reizen per bus waarin ook mentoren van de Jade-zorggroep meereizen.

Ondanks al deze maatregelen constateerden de inspecties in hun genoemde rapport (17) dat de veiligheidsrisico’s niet systematisch in beeld zijn gebracht, en dat men in de onover­zichtelijke gebouwen van twee van de drie opvanglocaties geen goed zicht kan houden op de jongeren. Een zekere diffe­rentiatie zou moeten uitwijzen wanneer voor welke jongere welke maatregel nodig is. Jongeren die al langer in de BO zitten, zouden meer vrijheden aan kunnen.

Bovendien zou het leefklimaat onvoldoende passen bij de situatie van de jongeren. Zo ontbreekt er een samenhangend programma in de drie leefsferen school, leefgroep en vrije tijd. De jongeren hadden in de vrije tijd weinig te doen, al was er begrip voor het feit dat lidmaatschap van bijvoorbeeld een sportclub lastig is vanwege de relatief korte duur van het verblijf.

Ten slotte zagen de inspecties te weinig ‘specifieke program­ma’s of (groeps-) activiteiten gericht op het bespreekbaar maken van thema’s als seksualiteit, gezondheid, mensenhan­del, veiligheid en culturele achtergronden’.

2. Stress en vertrouwen

Jongeren die in de BO worden opgevangen hebben twee soorten hulp nodig. Enerzijds vergt de hulp een orthopedagogisch basisklimaat waarin de mentoren (groepsleiders) bescherming bieden en waarin additionele psychische hulp wordt geboden. Anderzijds dient er hulp te zijn bij de j uridische procedures voor erkenning van het slachtofferschap of voor een verblijfs­ recht; deze procedures geven stress evenals de pogingen van de mensenhandelaren die vaak op zoek blijven naar hun slacht­offers. Het rapport van de inspecties plaatst het werk in de BO niet in de context van die enorme stress die de huidige juridi­sche procedures de jongeren oplevert en de situatie ‘op scherp stelt’ .

Alle betrokken instanties krijgen moeilijk het vertrouwen van de kinderen, die negatieve ervaringen hebben met mensenhan­delaren maar soms ook met autoriteiten. De kinderen komen uit landen waar corruptie hoogtij viert en overheidsdienaren soms onder één hoedje spelen met de mensenhandelaren. De mensenhandelaren vertellen de jongeren nogal eens dat dit in Nederland ook het geval is en dat zij ‘connecties’ hebben. Daardoor zij n de jongeren nog eens extra op hun hoede en zeker in het begin denken ze vaak dat de Nederlandse politie­ agenten met de mensenhandelaren samenwerken.

Voogdijinstelling Nidos probeert zoveel mogelijk als eerste de jongeren in het aanmeldcentrum Ter Apel de jongeren tegemoet te treden en vervolgens te introduceren bij vreemde­lingenpolitie (AVIM) en de IND. Hoe eerder de indicatiestelling en risicoanalyse plaatsvinden, hoe beter de jongeren kunnen worden beschermd. De politie probeert ook snel gegevens over de mensenhandelaren te krijgen, omdat, zo meent men, later de herinnering minder betrouwbaar is.

3. Één procedure
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen wil ‘dat er één [en langere] procedure bestaat waarin het volledige verhaal [van de jongere! centraal staat’. Die langere tijd in een nieuwe procedurevalt samen met de langdurige bescherming die deze jonge slachtoffer s mensen ­ handel nodig hebben; zo kan bovendien beter worden vastge­ steld ‘welke handelingen opportuun zijn om de mensenhan­ delaar op te sporen’.(18) Hierbij zou er minder dwang zijn om meteen aangifte te doen en krijgen de mentoren, voogden, advocaten en politiemedewerkers meer tijd en rust om toe te werken naar de aangifte. De staatssecretaris is vooralsnog geen voorstander van een dergelijke procedure.

Het voorgestelde kindgericht beschermingssysteem gaat er­ van uit dat de jongeren meer en betrouwbaarder informatie zullen loslaten als hun vertrouwen in de mentoren , voogden, advocaten en politiemedewerkers is gegroeid, hetgeen tijd kost. Dit idee vindt steun in de literatuur over trauma, waar Vermetten en Op den Velde stellen dat ‘mensen met zeer be­lastende ervaringen in de voorgeschiedenis geneigd kunnen zijn hierover te zwijgen ,of die bij navraag zelfs ontkennen’.(19) In die situatie heeft het niet veel zin om vanaf het eerste interview aan te dringen op informatie, maar moet eerst bij deze beschadigde jongeren vertrouwen worden opgebouwd.

Bij de multidisciplinaire risicoanalyse die de sta atssecretaris in maart 2016 aankondigde, zullen de verschillende betrok­ ken organisaties (20) intensiever samenwerkenom de medische, psychische, culturele, religieuze en orthopedagogische facto­ren voor slachtofferschap van mensenhandel in kaart te brengen. De risicoanalyse zou binnen zes weken na plaatsing van een jongere moeten plaatsvinden.
Dit laatste is in de praktijk vooral geïnterpreteerd als de verplichting om na de indicatiestelling in Ter Apel, na die zes weken dus, na te gaan of de indicatie terecht is gesteld of niet.(21) en betreft dus eerder de vraag of de juiste zorg wordt geboden dan een nieuwe multidisciplinaire werkwijze.
De staatssecretaris wil ook dat in geval van een sepot van vervolging voor mensenhandel een deskundigenteam de sepotbeslissing evalueert. Ook dit is niet verbonden met multidisciplinaire risicoanalyse. Wel is het een verbetering als een jongere die eenmaal in de BO is geplaatst, het traject van negen maanden ook mag afmaken, ook al is de jongere bijna meerderjarig.

Een risicotaxatie-instrument voor mogelijke slachtoffers van mensenhandel is voor buitenlandse jongeren in Nederland in de BO nog niet ontwikkeld.(22) Wel is er zoiets voor moge­ lijke Nederlandse slachtoffers van loverboys in de jeugd­zorg.(23) Ook op andere terreinen kunnen gedragskundigen tegenwoordig minder afgaan op hun klinisch oordeel, en gebruiken ze steeds meer een gestructuree rd risicotaxatie­ instrument.(24) Ondergetekende bepleit het ontwikkelen van een dergelijk instrument voor de BO-populatie.

4. Prioriteiten

Jongeren die slachtoffer zijn van mensenhandel en in de BO zijn opgenomen, leven als het ware onder een zwaard van Damocles. De onzekerheid over het resultaat van juridische procedures geeft nog weer eens extra stress. De nieuwe procedure die de Nationale Rapporteur bepleit zou voor de BO een enorme stap vooruit zijn: het creëert meer rust en de mentoren krijgen de kans zich te concentreren op bescherming tegen de mensenhandelaren. Zo kunnen zij een veilig klimaat bieden waarbinnen belangrijke herinneringen, relevant voor het onderzoek. naar boven kunnen komen en kunnen worden gedeeld.

Omdat politie, voormalige vreemdelingenpolitie en marechaussee andere prioriteiten stellen, is expertise over mensenhandel weggelekt naar terrorisme en mensensmokkel

Naar mijn mening is het klimaat rond de BO de laatste tijd moeilijker geworden. Voogdijorganisatie NIDOS staat er het laatste jaar meer alleen voor. Want bij de politie , de voorma­lige vreemdelingenpolitie (nu ‘AVIM’) en de marechaussee is, doordat er andere prioriteiten worden gesteld, nogal wat expertise over mensenhandel weggelekt naar de bestrijding van terrorisme en de bestrijding van mensensmokkel. De jongeren in de BO mogen hierdoor niet de kinderen van de rekening worden.

dr. P. E. Veerman is gezondheidszorgpsycholoog en lid van de Raad van Advies van het coördinatieorgaantegen mensenhandel (Comensha); hij was onder andere leider van het NIDOS-project ‘Ketenregie tegen mensenhandel in kinderen’. (1)

NOTEN:
1 lnfo@drpveerman.nl; www.childrightsfocus.org
2 Commentaar op het conceptartikel gaven Gert Buist, stafmedewerker EVIM; Brigitte Claassen, Karin Veurink, en Yvonne Zwetsloot (NIDOS); Inge Hidding, advocaat; Cees Laban, psychiater, en Frank Noteboom. teamleider Centrum Kinder- en Mensenhandel van Fier.nl. Advocaat Nanette Weteling leverde een inhoudelijke bijdrage aan het artikel. De A&MR-redactieleden Stefan Kok, Instituut voor Immigratierecht Leiden, en René Bruin, Head of office van het Haagse UNHCR-kantoor, redigeerden de tekst.
3 Ze deden dit in een gezamenlijk rapport: Inspectie Jeugdzorg en Inspectie Veiligheiden Justitie, De kwaliteit van de beschermde opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen , Utrecht, januari 2016; te raadplegen via: http://bit.ly/2frm6Jh (op p. 7 wordt het getal van 150, zie eerste zin van het artikel, vermeld).
4 In 2015 verdwenen 24 jongeren vlak voordat zij 18 werden; een stijging ten opzichte van voorgaande jaren (11 in 2014 , 1 in 2013 en 1 in 2012,) zie de brief staatssecretaris van 7 maart 2016, te raadplegen via: http://bit.ly/2frnvzm. Op jongeren uit bijvoorbeeld Vietnam, die nu ook opgevangen worden, is de druk weer groter om weg te lopen,vaak terug naar de mensenhandelaren.
5 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueelgeweld tegen kinderen, Mensenhandel: Naar een kindgericht beschermingssysteem voor alleenstaande minderjarige vreemdelinge n, 2015, Den Haag en S. Kok, Kind en mensenhandel in het vreemdelingenrecht, Leiden (2015), Universiteit Leiden/Instituut voor Immigratierecht.
6 Uitgewerkt in de hoofdstukken B8/3 en B9 van de Vreemdelingencirculaire.
7 Hij deed dit op 7 december 2015 in de reactie van de regering op het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen: Mensenhandel: Naar een kindgericht beschermingssysteem voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (Den Haag 2015), te raadplegen via http://bit.ly/2bVtMkJ. De brief met de reactie van de regering is te raadplegen via: http://bit.ly/f2rj04s.
8 Zie de reactie op het rapport van de Inspecties over de BO. 7 maart 2016. te raadplegen via: http://bit.ly/2rfnvzm.
9 De BO wordt sindsdien uitgevoerd door de Jade Zorggroep die dat recent doet als ‘onderaannemer’ van het COA. Sinds januari 2016 heeft ook de Limburgse Jeugdopvangorganisatie Xonar in opdracht van het COA 22 plaatsen in een nieuwe beschermdeopvanglocatie geopend.
10 Openbaar Ministerie, veroordelingen tot zeven jaar inmensenhandelzaak ‘Koolvis’ , in: Jaarbericht 2011 On Line, 15 mei 2012 .
11 De brief is te raad plegen via: www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering. Zie voor eenevaluatie van de eerste jaren ook : Kromhout, M.H.G., Liefaa rd, T., Galloway, A.M., Beenakkers,
E. M. Th., Kamstra. 8. en Aidala, R., Tussen beheersing en begeleiding; een evaluatie van de pilot ‘beschermde opvang risico AMVs ‘, Den Haag, 2010, WODC.
12 20- 25 % van de slachtoffers van mensenhandel,niet alleen minderjarigen, zijn zwang,er volgens het rapport van de Anti Trafficking M onitoring Group, Time to deliver, Considering pregnancy and parenthood on the UK’s response to human trafficking, London (2016).
13 Het is geen instelling voo r geslotenjeugdzorg, als bedoeld in artikel 29b lid 3 Wet op de Jeugdzorg. Voor een plaatsingin een gesloten instellingvraagt Nidos de kinderrechter een machtiging, als zo’nplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid vande minderjarige.
14 Volgens een managervan de voogdijorganisatie Nidos, de organisatiedieer de kinderenplaatst.
15 Die geschiedt bij de Evenaar, Centrum voor Transcuultrele Psychiatrie Noord­ N ederland, van GGZ Drenthe.
16 Onlangszijn er desondanksvanuit de school ook een paar jongeren verdwenen.
17 Zie http://bit.ly/2frm6Jh .
18 Zie noot 7.
19 Eric Vermetten en Wybrand op den Velde, ‘Geheugen en trauma’, in: Petra G. H. Aarts en Wim D. Visser (red.), Trauma: diagnostiek en behandeling, Houten, 2007, p. 129-140.
20 Dat zijn de voogdij-instelling Nidos: het COA; Stichting Jade (die de opvang in de beschermdeopvang biedt); (EMM) het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel, (EVIM); het Expertisecenrtum Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel; de IND; en de Evenaar.
21 Dit is mij gebleken uit gesprekken met medewerkers van NIDOS.

Download het artikel: Opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel, artikel in A&MR (pdf, 2MB)